Hendrik Kolhoop werkt aan oneindige puzzel
Enter - Als stamboomonderzoeker heeft Henk Kolhoop zo ongeveer alle families in Enter nageplozen, en ook met Rectum is hij al een aardig eind op streek. Wie daarom vorst naar het ware karakter van de Enterse volksaard, die moet bij de 72-jarige Kolhoop zijn. Zeker vier uur per dag zit hij achter het computerscherm te puzzelen met het verleden. "Als anderen voetbal kijken, zit ik hier, 't hoalt mie mooi van de stroate." De echte oude Enterse families? Hij kan ze zo opnoemen: Pluimers, Rohaan, Ten Brinke, Roetgering. En natuurlijk Kolhoop, want met zijn eigen naam is het gewroet in het verleden begonnen. Een kennis van hem zocht een keer wat voorvaderen bij elkaar. Dat werk intrigeerde Kolhoop mateloos. Hij was indertijd een jaar of veertig en eigenaar van een gemengd boerenbedrijf. De hobby van het stamboomonderzoek liet hem echter niet los. Zeker niet toen bleek hoe weinig Kolhopen er maar in Nederland rondliepen. Nog steeds komt zijn naam hooguit dertig keer voor in Nederland. Toen hij zijn eigen stamboom eenmaal terug had gespeurd tot 1475 begon hij met de naam van zijn vrouw, de Rijssense familie Baan. Daar kon hij wel even mee vooruit. De genealogie had Hendrik Kolhoop na twee stambomen zo stevig in zijn greep, dat een uitbreiding van namen onvermijdelijk was. Na zijn vrouw kwamen zijn moeder (Lohuis), de vrienden, de buren, de straat, de wijk enzovoort. Dat leidde er allemaal toe dat er nu 55.000 vermeldingen van personen op zijn computer staan. Ze zijn allemaal te vinden op zijn eigen website www.kolhoop.nl. Op de computer inderdaad, want vanzelfsprekend kon ook de Enterbroeker uiteindelijk niet onder het apparaat uit. "Ik schreef eerst op een velletje, maar dat paste al snel niet meer. Ik schreef alles over op een groter vel, en later een nog groter vel. Ik heb eindeloos veel moeten overschrijven. Mijn schoonzoon heeft me aan de computer gekregen en dat is veel handiger." Elke dag komen er nog namen bij. "Er zijn mensen die mij een mailtje sturen dat ze weer wat gevonden hebben. Of ik vind zelf op internet weer een verwijzing. Dan puzzel ik net zo lang tot ik weer wat mensen met elkaar in verband heb gebracht. Voor mij is dat het mooiste, het puzzelen. Als je een puzzel in de krant maakt dan ben je daar op een bepaald moment mee klaar. Maar aan dit soort puzzelen komt nooit een einde. Dat is het mooie." Hij is er zeker een uur of drie, vier per dag mee bezig. "Mijn vrouw gaat om een uur of half tien naar bed, en dan ga ik achter de computer zitten. Ze vind er niet veel aan, maar laat me gewoon mijn gang gaan. Toen ik nog boer was, deed ik het speurwerk tussen de bedrijven door. En in de vakantie, want we gingen toch niet weg. Ik zocht dan stambomen uit. Dat was mijn vakantie." "Het aardige is dat je door dat stamboomonderzoek toch heel wat verhalen hoort. Het mooiste is wanneer je heel oude namen met elkaar in verband kunt brengen. Die verspringen nog wel eens en dan begint het grote gezoek. Ik vind dat mooi werk, mooier dan zelf bij de mensen langsgaan om al die verhalen van vroeger op de schrijven. Dat moet je liggen. Er zijn wel mensen die dat doen. Maar ik ben nu eenmaal niet zo'n schrijver, ik puzzel liever." De hobby bracht hem ook tot een dieper inzicht in de ware Enterse volksaard. Of we wisten dat Enter in 1795 groter was dan Rijssen? Is toch echt waar, bezweert Kolhoop. Hij weet het omdat in dat jaar een grote volkstelling is gehouden. Wierden was in die dagen een klein gehucht. En Nijverdal? Dat bestond amper, dat waren wat boerderijen in Noetsele. Dat Enter niet verder is gegroeid en een plaats als Rijssen wel, heeft, zo vertelt Kolhoop, alles te maken met de industrialisatie. "In Enter woonden naar verhouding veel zelfstandigen, handelaren vooral, zompenschippers, klompenmakers. Toen de industrie opkwam hadden die helemaal geen zin om zich in de fabrieken op te sluiten. Enternaren waren een vrijgevochten en zelfstandig volk. Ze konden zich prima redden. Het gevolg was wel dat ze niet de bevolkingsgroei meemaakten die omliggende plaatsen wel ten deel viel. Ze zijn hier wel ooit een weverschool begonnen, maar dat wilde maar niet lopen. Die is later naar Goor en toen naar Nijverdal verhuisd, waardoor Nijverdal de grote sprong naar voren kon maken." Enter bleef op die manier wat het was, een ondernemend handelaarsdorp. Er werd wel wat geweven - de boerderij die zijn grootvader in 1892 kocht had nog een weefkamer - maar het bleef binnen de muren van de eigen stee. Tegelijk met industrialisatie kwam er ook betere waterbeheersing. Het gebied werd veel minder nat dan daarvoor, toen het land regelmatig helemaal blank stond. Er zijn verhalen van boerderijen waar het water zo hoog stond dat de kinderen in de winter gewoon door het huis konden schaatsen. Dat maakte het boeren erg lastig. Door de betere afwatering werden de gronden droger. De landbouw kon hierdoor prima zijn gang gaan. Dat maakt het nog minder nodig om bij de industrie aan te haken. Op die manier is Enter lange tijd zo gebleven. Ook het oude karakter van de Enternaren vind je nu nog terug. Het toch een typisch handelaarsdorp met een vrijgevochten mentaliteit. Kolhoop vertelt in dat verband over de handelaren in ganzen. Ze kochten in de wijde omtrek, tot in Duitsland toe, alle ganzen op en dreven ze bijeen in Enter. Daardoor kregen ze al snel een monopolie in de wijde regio, en konden goede zaken doen. Niet dat de Enternaren er blij mee waren want 'ze dreet'n alns oonder'. Kolhoop weet zelfs te vertellen dat de jonge ganzen in die dagen nog naar Rotterdam werden gedreven. Te voet dus. "Dat klinkt gek, maar het is wel degelijk gebeurd. Dat ging ook niet zo snel natuurlijk. Onderweg deden de ganzen zich te goed aan wat ze in de bermen vonden. Soms werden ze ook zomaar ergens achteraf in een weiland losgelaten, zonder dat de eigenaar van het land dat wist en dan weer snel door. De bedoeling was dat de ganzen op die manier vetgemest in Rotterdam aankwamen. Dat was wel een slag volk op zich hoor, die ganzenhandelaren." Van de naam Kolhoop kon hij in het begin maar 22 vinden in heel Nederland. De vroegste Kolhoop die hij kon vinden komt uit 1475, in Wierden. In 1675 is een familielid naar Elsenerbroek gegaan, en daar stamt de onderzoeker dan zelf weer van af. De familie Kolhoop is genoemd naar het vak dat ze uitoefenden: houtskoolbranden. In die dagen ging er veel hout richting westen als brandstof. Maar hout was een zwaar materiaal. Daarom werd het hier vaak al voorgebrand tot houtskool. Dan werd het veel lichter en dus goedkoper te vervoeren. De Kolhopen zijn bijna allemaal in de contreien van Enter gebleven. Eentje is naar Groningen verhuisd. Een van zijn voorvaders heeft zich van houtskoolbrander zelfs opgewerkt tot lid van het markebestuur. Zodra het bezoek weg is, kruipt Kolhoop weer achter zijn computer. Zien of er mailtjes met verzoeken om informatie binnen zijn gekomen. Zijn vrouw zegt bij het afscheid fijntjes: "Hij is drukker met de mensen uit 1700 dan met de familie die nu nog rondloopt". Hendrik, verontschuldigend, "joa, joa, dat is wa zo". Waaraan hij toevoegt. "Het is gewoon een tijdverdrijf. Maar als je hier ??nmaal aan begint, dan ga je door."
bron: Twentsche Courant Tubantia, 29-6-2007 |